J.
“Enkele jaren geleden reed ik naar huis na een ochtendshift op zaterdag. “Eindelijk weekend!” dacht ik. Ik kon niet wachten om thuis te zijn. Helaas reed ik daardoor wat te snel. Nochtans helemaal niet veel te snel, zo bevestigde het gerechtelijk onderzoek ook achteraf.
Onderweg naar huis passeerde ik een groepje fietsers. En iets daarvoor: nog een fietser. In hetzelfde tenuetje uitgedost, helemaal alleen op kop. Ik had hem meteen gezien.
Toen ik naast de fietser reed, stak die plots over waar de weg afboog. Ik had voorrang, maar de fietser had me niet gezien. Ik ben vol op de rem gaan staan, maar dat mocht niet baten. De coureur lag in een fractie van een seconde levenloos op de grond achter mijn auto. Het kwaad was geschied.
Als ik ma aan de limiet had gehouden, had ik wel op tijd kunnen stoppen. Misschien kon die man nu dan nog rondfietsen, en had ik toen een schitterend weekend gehad.”
Y.
“Ik vind mezelf best wel een goede chauffeur. Ik wist wel dat je maar 70 kilometer per uur mag rijden op de weg van het sportveld naar huis, maar ik vond dat persoonlijk nogal overdreven op die baan. Het kon echt wel wat sneller zonder gevaarlijk te worden volgens mij.
Op de avond van het ongeval bracht ik een vriend naar huis na de training. Ik reed 100 kilometer per uur. Veel te snel, besef ik nu. Maar toen dacht ik echt dat ik dat perfect gecontroleerd kon. Niet dus, helaas. Het was nat die avond, en de auto is beginnen slippen. Ik verloor de controle over het stuur en we belandden in de gracht.
Zowel mijn vriend als ik overleefden het ongeluk. Maar mijn leven zag er nooit meer hetzelfde uit. Ik zit in een rolstoel, maar wat me het meest pijn doet is dat ik een vriend verloor. Sinds het ongeval weigert hij met me te praten. En dat heb ik alleen maar aan mezelf te wijten.”